Om de natuurfunctie van het bos volledig tot zijn recht te laten komen is een deel van het bos aangewezen als oud inheems bos.
Hier kunnen de natuurlijke processen optimaal plaatsvinden. In het oud inheems bos vinden we alleen inheemse boomsoorten en struiken.
Je ziet er verjonging van soorten die schaduw goed verdragen zoals de beuk. Op de wat grotere open plekken kunnen zich boomsoorten ontwikkelen die meer licht nodig hebben. Voorbeelden zijn berk, grove den en inlandse eik. Ook struiken als lijsterbes en vuilboom vestigen tref je daar aan. Dode bomen, zowel staand als liggend, zie je er volop. Vooral dik, dood hout is voor bepaalde planten en dieren belangrijk. Ongeveer 40% van de in het bos aanwezige organismen is afhankelijk van dood hout.
Verschillende vogelsoorten als glanskop en appelvink komen graag in dit type bos. Ze gelden zelfs als graadmeter voor de waarde van het bos. We noemen ze in dit geval toetssoorten.