Onderzoek naar de tapuit in het Park
Herman van Oosten doet onderzoek naar de tapuit en de roodborsttapuit in verschillende natuurgebieden in Nederland, zo ook in Het Nationale Park De Hoge Veluwe. Door habitatverslechtering gaat het niet goed met de tapuit in Nederland. Hun leefomgeving – de heide en de duinen – vergrast, waardoor er weinig open en zandige plekken zijn. Deze plekken heeft de tapuit nodig om zijn voedsel te verzamelen. Hij rent namelijk over de grond en verzamelt tijdens het rennen insecten. Wanneer er teveel begroeiing is kan de tapuit moeilijker voedsel vinden. De vergrassing treedt op door stikstof en door het ontbreken van de juiste manier van grazen in deze landschappen. Omdat de tapuit nog maar weinig voorkomt in Nederland kijkt Herman van Oosten ook naar het leefgebied en de gewoonten van de roodborsttapuit. Deze vogelsoort komt algemener voor en is een surrogaat voor het onderzoek naar de tapuit.
Onderzoek naar de tapuit
De tapuit komt op veel plekken in Nederland niet meer voor als broedvogel. Hij komt nog wel voor als broedvogel op de Waddeneilanden, de noordkop van het Noord-Hollands duingebied en op de hoge zandgronden van het Aekingerzand in Nationaal Park Drents-Friese Wold. De tapuit is sterk in aantal afgenomen sinds 1990. Dit heeft meerdere oorzaken, waaronder vergrassing van het leefgebied, predatie, het verminderde voedselaanbod en ook het afnemen van konijnenholen. De vogel gebruikt namelijk de konijnholen als nest.
In 2012 is het laatste broedende paartje in het Park waargenomen. Daarom zijn er in 2020 nestkasten geplaatst, in de hoop dat er weer tapuiten gaan broeden in het Park. Van begin april tot eind juni loopt Herman van Oosten de nestkasten wekelijks na, als onderdeel van zijn onderzoek naar de tapuit. Tot op heden zijn er geen broedende tapuiten waargenomen in het Park.
Herman geeft aan dat een soort vaak pas onderzocht wordt wanneer het slechter gaat, dit geldt ook voor de tapuit. Hierdoor is het lastig te bepalen wat het knelpunt is voor de tapuit. Hij doet daarom juist nu onderzoek naar de roodborsttapuit als surrogaat van de tapuit. Deze soort komt nog in grotere aantallen voor en is daarom beter te onderzoeken. Zo krijgen we inzicht over hoe de soort leeft en waar deze van afhankelijk is. Wanneer het dan slechter met de soort gaat kunnen we makkelijker vaststellen wat er veranderd is en wat invloed heeft op de soort. Met deze informatie wordt vervolgens gekeken of we omstandigheden voor de soort kunnen verbeteren.
Hoe wordt de roodborsttapuit onderzocht?
Vanuit de Provincie Gelderland wordt de roodborsttapuit op verschillende plekken onderzocht. Aangezien De Hoge Veluwe in 2012 nog broedende tapuiten had, is het Park meegenomen in het onderzoek naar de tapuit en de roodborsttapuit. Herman van Oosten onderzoekt roodborsttapuiten in het Park op de plek waar de laatste tapuiten gebroed hebben. Hij volgt een aantal roodborsttapuit paartjes, monitort het aantal nesten en weegt indien dit mogelijk is ook het gewicht van de jongen. Zo kwam hij erachter dat de roodborstjongen in de duinen vaak zwaarder zijn dan de roodborsttapuiten op de Veluwe. Een hoog gewicht zorgt voor een betere overlevingskans voor de jongen. Naast de monitoring van de roodborsttapuiten monitort Van Oosten ook welke insecten aan de jongen gevoerd worden. Hiervoor zet Herman één dag een camera neer, zodat inzichtelijk wordt welk voedselaanbod er voor de roodborsttapuit beschikbaar is. De jongen moeten vocht uit het voedsel halen en geven de voorkeur aan een sappige rups boven een drogere sprinkhaan. Wanneer er weinig vlinders zijn, zijn er ook weinig rupsen aanwezig en stappen de vogels over op andere prooien zoals sprinkhanen. Herman kijkt bij zijn onderzoek ook naar andere insectenetende vogels in dezelfde leefgebieden, zoals de veldleeuwerik. De veldleeuwerik is zwaarder dan de tapuit en de roodborsttapuit en heeft dus meer voedsel nodig. De veldleeuwerik vliegt zo rond de 500 meter om voedsel te verzamelen, terwijl de roodborsttapuit maar 50 meter vliegt voor voedsel en de tapuit 100 meter. Dit kan meespelen in hoe de ene soort het beter doet dan de andere vogelsoort, ondanks dat ze naar dezelfde soort prooidieren zoeken. Dit jaar is het laatste jaar van het onderzoek. Naar verwachting worden de resultaten van het onderzoek aan het einde van het jaar gepubliceerd.