Nieuws van boswachter Henk Ruseler: maart
Het mag inmiddels duidelijk zijn; ik ben een wandelaar! Een bezigheid waar ik van kindsbeen af immens veel plezier aan beleef. Of ik met al dat gewandel een rondje Aarde (40.075 km) kan aftikken? Ik vermoed van wel, sowieso heb ik op zes van de zeven continenten die onze mooie blauwe planeet rijk is, meer of minder voetstappen staan. Niet dat dit bij mij een gevoel van trots teweeg brengt, ik ben namelijk nooit iemand met streeplijstjes geweest. De reisdoelen buiten Europa kwamen meestentijds op mijn pad omdat vrienden voor korte- of lange tijd hun vleugels buiten dit werelddeel hadden uitgeslagen.
Volstrekt gelukkig voel ik mij over het feit dat ik al weer ruim 42 jaar op De Hoge Veluwe wandel, hier staan zonder enige twijfel mijn meeste voetstappen! Vooral in de eerste 21 jaar waar mijn verantwoordelijkheid lag bij de fauna en toezicht was ik altijd in het veld; het liefst met de benenwagen, zo kwam je overal, zag en hoorde je meer en maakte je geregeld waardevol contact met de bezoekers van het Park. Inventarisaties van de grote- en kleine fauna, toezicht op publiek en niet in de laatste plaats de talloze berstochten die werden gemaakt ten behoeve van de jacht, of simpelweg om ‘je dieren’ te observeren. Ja, er is in die tijd zoveel afgestruind dat wanneer jaren later, deelnemers aan de Hoge Veluwe Safari de spreekwoordelijke opmerking maakten over mijn broekzak in relatie tot het Park, zij steevast te horen kregen dat hier bij wijze van spreken geen vierkante meter te vinden was, waar geen voetstap van mij was neergezet.
Thans kom ik minder vaak in mijn oude achtertuin, maar wanneer ik over het Park ga, dan doet mij dat telkens groot plezier. De laatste jaren is dat genoegen almaar groter geworden. Wandelen als langs een ineengevlochten koord van herinneringen. Wie herkent dit gevoel niet wanneer je een gebied over een zo lange periode en door en door kent.
Rondom de Pampel, bijna 41 jaar mijn woonstek, liggen onomstotelijk de meeste herinneringen. Wonen te midden van een gemeenschap grote en kleine wilde dieren is een groot voorrecht en vraagt om enige coulance; als goede buur verleen je waar mogelijk gastvrijheid, ook al is de komst van sommige gasten niet altijd tot wederzijds genoegen. Zo ging een reebok ooit de competitie met mij aan, wie het eerst de spruiten uit mijn moestuin had opgepeuzeld. Het mag duidelijk zijn dat de reebok deze wedstrijd won. Terwijl ik ’s avonds bij een knapperend haardvuur op de bank een handjevol spruiten lag te verteren, sloop hij als een dief in de nacht mijn moestuin binnen om zich gulzig aan de spruitkool tegoed te doen. Gelukkig stonden er voldoende planten en oogstte ik dat jaar nog enkele maaltjes. Echter, voor de twaalfde maand had hij alle stronken gestript, waarop de selderij- en peterselieplanten op zijn heimelijk menu kwamen. Fantastisch was de ontdekking dat de reebok als dank voor het aangenaam verpozen, één van zijn geweistangetjes in mijn moestuin had achtergelaten. Het stond daar met een geweipunt tussen de peterselieplanten gespietst, een prachtig zesender gewei, afgeworpen in de nacht van vier op vijf december.
Veel wilde gasten deden in de voorbije jaren de Pampel aan; de moeder van Hubertus is wel de meest gedenkwaardige van allemaal. Vanaf het voorjaar van 2007 bezocht deze hinde steevast overdag mijn tuin, stond dan rustig te grazen of aan struiken te knabbelen en liet toe dat ik haar vanuit de deuropening bekeek. De bezoekjes duurden hooguit een kwartier, waarna zij rustig in de bosschage verdween. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat haar eerste kalf -hij zou zich later ontpoppen tot het beroemdste hert van ons land- in het ‘rommelhoekje’ net achter mijn tuin is geboren. In de jaren die volgden bezocht de hinde in het voorjaar en begin van de zomer geregeld mijn tuin. Telkens was haar gedrag vertrouwd, toch hield zij haar kalveren meestentijds voor mij verborgen. Die zag ik pas wanneer de hinde zich weer bij het familieroedel had aangesloten, hoegenaamd elke zomeravond stonden de hinden en kalveren op de akker achter de Pampel. Bij de aanleg van Moestuin De Pampel werd een hoog raster om de akker geplaatst en moesten ‘mijn huishinden’ uitwijken naar andere graasgebieden. Mijn tuin bleven ze bezoeken. Tot de dag dat ik vorig jaar mijn geliefde woonstek verliet, heb ik ze in de nachtelijke uren geregeld over het grind horen lopen of vond ik de volgende dag hun sporen die ze na een bezoek aan mijn tuin achterlieten.
Herinneringen aan mooie of wetenswaardige gebeurtenissen elders op De Hoge Veluwe, enkele heb ik op deze plek met u gedeeld. Er zou, wat mij betreft, nog een lange reeks volgen. Echter, mijn gezondheid en de daarmee verbonden vraag hoe lang ik nog op deze mooie blauwe planeet mag wandelen, heeft mij doen besluiten om deze maand mijn vervroegd pensioen in te laten te gaan. Daarmee is dit mijn laatste maandelijkse bijdrage. Nieuws van de boswachter; ik heb ze met groot genoegen geschreven en zonder een belofte te doen, zou het zomaar kunnen gebeuren dat ik nog eens achter mijn pc kruip voor een ‘stukkie’. Want naast wandelen is verhalen vertellen een geliefde bezigheid.
Ik sluit af met een spreuk van Lao Tsu; een filosoof uit het 6e -eeuwse China.
“De natuur heeft geen haast, maar toch wordt alles volbracht.”