Nieuws van boswachter Henk Ruseler: oktober

Donderdag 26 september 2019

Vallende noten, het getrompetter van overtrekkende kraanvogels of de harde klap op het moment dat twee moeflonrammen op elkaar beuken zijn zo van die geluiden die je in oktober op De Hoge Veluwe kunt horen. Maar de astronomische herfst is bijna een week oud en langzamerhand valt de stilte weer over Het Nationale Park De Hoge Veluwe.

Mijn blog schrijf ik het liefst op een stille plek dus hiervoor trek mij meestal terug op de Pampel. Even geen rinkelende telefoon of ander geluid dat stoort. Dat er in de verte nog een hert zijn stem verheft en dat ik een tamme tukkel op zijn weg naar de aarde van de ene naar de andere tak hoor stuiteren om uiteindelijk met een harde klap op mijn terrastafel neer te komen, dat stoort mij niet. Sterker nog, dat inspireert mij.

Mijn mooiste jaargetijde begint. Het zachte licht, de geuren en kleuren in oktober en daar komt 'ie weer: de rust die van de herfst uitgaat. Een tijd van reflectie en ofschoon de meeste van ons zo tegen het eind van het jaar pas terugblikken, neem ik in deze blog alvast een voorschot.

De droogte is dit jaar weliswaar minder extreem geweest dan in 2018, maar toch is er nog steeds een aanzienlijk neerslagtekort. Wat deze wereldwijde klimaatverandering voor de bossen op De Hoge Veluwe betekent, daar schreef ik in mijn blog van augustus al kort over. En wie naar aanleiding hiervan nu eens met een andere bril op zijn wandeling over De Hoge Veluwe heeft gemaakt, kan niet ontkennen dat de bomen op veel plekken aan droogtestress lijden. De bladbezetting van veel eiken en beuken is beduidend minder en u kunt ook zien dat het blad veel kleiner is dan normaal.

Maar niet alleen droogte zorgt voor stress. Ook andere factoren spelen een rol. Voor een aantal boomsoorten kunnen de vitaliteitsproblemen gerelateerd worden aan een of meerdere biotische factoren. Dit zijn ziekten of aantastingen die meestal door schimmels, bacteriën of insecten worden veroorzaakt, vaak ten gevolge van verminderde conditie van de bomen.

Het tekort aan neerslag is ook duidelijk te zien wanneer u de vennen op het Deelense Veld bezoekt. Vorig jaar stond in augustus voor het eerst sinds dat ik op De Hoge Veluwe kwam werken (1980) de IJzeren Man volledig droog. De neerslag die in de maanden daarna viel heeft niet kunnen voorkomen dat dit ven deze zomer wederom is drooggevallen. Ook de Deelense Was en andere vennen en veenmoerassen hebben veel minder of geen water meer. Uitdroging die eerdaags grote negatieve gevolgen voor de flora en fauna van de natte heide en hoogveen gaat hebben.

Een reeks van jaren neemt het Waterschap Vallei en Veluwe watermonsters bij een aantal vennen in het Park, waaronder de IJzeren Man. Na bemonstering van dit ven zijn dit jaar zeer hoge concentraties aluminium gevonden. Als mogelijke oorzaak wordt de verdroging genoemd, want hierdoor vindt de oxidatie plaats van ijzersulfiden en daarmee verzuring. Door die toegenomen verzuring wordt o.a. aluminium mobiel en deze is dan terug te vinden in het oppervlaktewater. De hoge pH waarden van 4 en een hoger zwavelgehalte bevestigen dit. Aluminium komt veel voor in bodems en is een belangrijk onderdeel van minerale bodemdeeltjes. Maar wanneer een teveel van dit aluminium vrijkomt in de bodem en wordt opgenomen door de planten, kan het de haarvaten van wortels verstoppen waardoor de opname van water en voedingsstoffen wordt beperkt.

Droogte en verzuring zijn grote bedreigingen voor het landschap en de daarvan afhankelijke flora en fauna. Ze komen van buitenaf en zijn daarmee een maatschappelijk probleem dat om maatregelen vraagt. Vaak wordt gezegd dat bepaalde ingrepen of projecten goed of slecht zijn voor de natuur. Maar maken wij met zijn allen dan geen onderdeel uit van die natuur? En wat slecht is voor die natuur is dit dan op termijn ook niet slecht voor ons mensen?

In de tussentijd blijven wij er in het Park alles aan doen om kwetsbare biotopen te behouden. Dit gebeurt door middel van plaggen (machinaal en handmatig), branden, chopperen, maaien, begrazen en natuurlijk, met de inzet van onze enthousiaste club Dennenscheerders (vrijwilligers), het verwijderen van storende begroeiing op de heide en uitgestoven laagten.

Dankzij deze inzet zijn er gelukkig ook nog steeds successen te melden. Zo meldde Nina de Vries (coördinator Faunawerkgroep) mij dat er bijvoorbeeld kleine parelmoervlinders gezien zijn op De Hoge Veluwe. Deze zijn afkomstig van een kleine populatie op het vliegveld Deelen en maken gebruik van de ecologische verbindingszone. De vlinders zijn dan ook op meerdere telroutes in het Park waargenomen.

Een andere soort of beter gezegd soorten waarbij het volgens Nina de Vries gelukkig niet slechter gaat zijn de klokjesgentiaan en zijn gast het gentiaanblauwtje. Bij telling van de eitjes van deze vlinder op de verschillende plots en de directe omgeving  van het noordelijke deel van het Deelense Veld zijn maar liefst 5887 eitjes gevonden. Het is bekend dat elk vrouwtje gemiddeld 75 eitjes afzet en dan hebben we het dus over ongeveer 78 vrouwtjes. Daarbij de mannetjes opgeteld komen we op een populatie van ongeveer 156 individuen van deze zeldzame vlinder. De stand blijft kwetsbaar maar is op dit moment  redelijk stabiel.

De klimaatverandering heeft ook tot gevolg dat zuidelijke diersoorten steeds verder naar het noorden oprukken. Een vogel die ik vanaf het midden van de jaren negentig voor het eerst in het Park zag en sindsdien een vaste (zomer)gast blijkt, is de slangenarend. Uitgaande van zijn menu (vooral slangen en hagedissen) en het feit dat ik deze vogel, soms zelfs twee exemplaren, in de zomermaanden voor langere tijd op De Hoge Veluwe zie, versterkt mijn gedachte dat het met de reptielen op het Deelense Veld nog goed gesteld is.

Van Nina kreeg ik tot slot nog melding van een andere onverwachte gast uit het zuiden: de zuidelijke heidelibel. Zij had hem als mooie ‘bijvangst’ tijdens een vlinderroute gespot. Het is, zoals de naam al doet vermoeden, een soort die voorkomt in Zuid- en Midden-Europa en Noord-Afrika. Tot de eeuwwisseling was de zuidelijke heidelibel in Nederland en de ons omringende landen een zeer zeldzame dwaalgast. De zuidelijke heidelibel is een zwerflustige maar onopvallende libel die vaak voorkomt met andere soorten heidelibellen. Het is afwachten of wij deze soort in de toekomst vaker op De Hoge Veluwe gaan zien.

Ik sluit mijn blog voor oktober af met een wel heel bijzondere ontmoeting die ik op 22 augustus had. Tijdens een tocht door het zuidelijk deel van het Park vloog er een vrij forse lichtbruine vogel met lange snavel en grote kuif voor mij uit. Opvallend waren zijn zwart-wit getekende vleugels en ik wist het zeker, dit was een hop! Deze kleurrijke en exotische vogel had ik in Spanje en Portugal vaak genoeg gezien maar nog nooit in Nederland. Aan het eind van zijn vlucht landde hij in een van de dennen bij de Start zodat ik hem nog lang kon bekijken. In het verleden was de hop in Oost- en Zuid Nederland een regelmatige broedvogel, maar rond het eind van de 19e eeuw nam de populatie sterk af en daarmee ook het aantal broedgevallen. Tegenwoordig worden hoppen vooral in het voorjaar gezien wanneer exemplaren op hun trek naar het noorden vanwege een sterke zuiden wind ‘doorschieten’ en per ongeluk in ons land terecht komen. Zou deze vogel binnenkort op De Hoge Veluwe gaan broeden? Eerlijk gezegd hoop ik dat de overgang naar een Mediterraan klimaat niet zo snel gaat als nu voorspeld, want ik ben erg verknocht aan onze eiken- en beukenbossen.

Ondertussen begint het te regenen en dat is goed voor al het groen en de schimmels die nu als paddenstoelen uit de grond schieten, maar slecht voor mijn iPad waarop ik deze blog voor u schrijf. Ik ga naar binnen en wens u een mooie herfst.

 

Foto moeflonram: Hans Drijer