Nieuws van boswachter Henk Ruseler: december 2018
Gestaag kantelt het gedeelte van de aardas waarop wij ons bevinden (noordelijk halfrond) zich steeds verder van de zon af. De gevolgen zijn merkbaar: korter daglicht en lagere temperaturen. De winter begint voor meteorologen en klimatologen al op 1 december, maar de astronomische winter begint pas op 21 december.
Al staat de winter voor de deur, op het moment dat ik deze blog schrijf zijn de gemiddelde dagtemperaturen nog boven het vriespunt, is er nog steeds weinig neerslag gevallen en is er ook nog geen zicht op sneeuwbuien. De hoge temperaturen hebben in de afgelopen periode nog steeds voor enige groei in het gras op de wildweides gezorgd, zodat er nog steeds kansen zijn om in de late namiddag wild bij de observatieplaatsen te zien.
Zichtbaarheid van het wild
Fauna groot en klein is in de winterstand gegaan. Dit betekent dat zij spaarzaam omgaan met hun vetreserves en zich dus minder verplaatsen. Op mooie zonnige dagen is er nog wel een redelijke kans om een roedel edelherten of een sprong (groep) reeën te zien. Moeflons hebben een voorkeur voor de open terreinen in het Park en zijn in de regel ook tijdens de winterperiode goed zichtbaar. Komt de wind uit de zuidwesthoek, dan zijn de kansen rondom het Bosje van Staf het grootst, maar de komende periode is er grote kans dat wij met een noordelijke of oostelijke stroming te maken krijgen en dan verhuist de hele moeflonpopulatie naar de gebieden Middenzand en Koeverbos.
In de afgelopen blogs heeft u de resultaten van de inventarisaties door de Flora- en Faunawerkgroep kunnen lezen. Interessante samenvattingen waaruit soms ook de invloed van het extreem droge weer op de flora en fauna duidelijk werd. Ik weet niet hoe het u is vergaan, maar ik heb de afgelopen herfst weinig paddenstoelen gevonden. Reden om deze keer aan te kloppen bij Nico Dam om hem naar zijn ervaringen te vragen. Nico is lid van de Florawerkgroep en expert op het gebied van paddenstoelen. Hij schreef voor u het volgende verslag.
Paddenstoelen in het Park
"Tot het Nederlandse culturele erfgoed behoort ongetwijfeld ook de Bommel-saga uit het oeuvre van Marten Toonder. Paddenstoelen spelen daarin regelmatig een rol; soms prominent, maar meestal bescheiden, als wulpse uitgroeisels van zompige bodem in het Donkere Bomen Bos. Paddenstoelen, leren we hieruit, houden van vocht.
Vocht was nu net wat ontbrak in 2018, een absurd droog jaar waarin zelfs een land als Nederland, in de delta van vier grote rivieren, met watergebrek te maken kreeg. Hou zou het de paddenstoelen in die droogte zijn vergaan? Kort samengevat: Dramatisch. 2018 is voor veel paddenstoelen een verloren jaar geweest. Naar de effecten van de droogte op langere termijn kunnen we slechts gissen. Paddenstoelen zijn geen op zichzelf staande organismen, maar een deel van een groter organisme, de schimmel. Het grootste deel van die schimmel, de zgn. zwamvlok, leeft verborgen, in de bodem, in dood hout, of dergelijke, en onttrekt zich aan onze waarneming. Om zich voort te planten kan zo’n schimmel paddenstoelen vormen, maar daarvoor is nogal wat vocht nodig. Als dat ontbreekt, zoals dus in 2018, laten de paddenstoelen massaal verstek gaan. Maar hoe het de schimmels zelf vergaat, dat weten we eigenlijk niet.
Toch waren er ook bij de paddenstoelen uitzonderingen. Op De Hoge Veluwe waren bodembewonende paddenstoelen weliswaar nauwelijks te vinden, maar grote, houtbewonende paddenstoelen zijn relatief veel te zien geweest. Mijn verklaring daarvoor is dat die laatste groep paddenstoelen gevormd wordt door schimmels die hout afbreken. Bij die afbraak komt water vrij, en als dat in grote stukken hout gebeurt, zit dat water opgesloten en kan nauwelijks verdampen, zelfs niet bij warm en droog weer. Die schimmels kunnen zodoende hun eigen waterhuishouding enigszins op peil houden, en blijkbaar zelfs voldoende water verzamelen om de vorming van paddenstoelen mogelijk te maken. Bij bodembewonende schimmels die strooisel afbreken, komt natuurlijk ook water vrij. Door de open structuur van de bodem kan dat echter makkelijk verdampen, waardoor de schimmel er zelf niet zo veel aan heeft.
De Zwavelzwam is een voorbeeld van zo’n grote, houtbewonende paddenstoel die in 2018 van voorjaar tot herfst regelmatig gevonden werd. Een Zwavelzwam bestaat uit tot wel een halve meter grote, fel geel of oranje gekleurde waaiers, en groeit op dikke stronken of omgevallen stammen of op wondplekken van levende loofbomen. Ondanks hun grootte vergaan ze snel en zijn dan de rest van het jaar nog te zien als vaal wittige klompen met een brokkelkaasachtige substantie. Het betreft een in grote delen van ons land algemene soort.
Dat laatste geldt beslist niet voor de Valse teervlekkenzwam, die in oktober 2018 op een omgevallen beuk in het Jan Aaltensland gevonden werd. Dit broertje van de veel algemenere Teervlekkenzwam, die op dennen groeit, werd pas in 2012 voor het eerst in Nederland gevonden, en lijkt met een opmars bezig. Ook hierbij gaat het weer om grote paddenstoelen, gaatjeszwammen van een centimeter of 20, maar ze zijn somber gekleurd, donkerbruin met ietwat plakkerige, zwarte vlekken, waaraan ze hun naam danken. De onderkant is bleek, wittig, en vaak spectaculair behangen met roodbruine druppels. Op De Hoge Veluwe was de Valse teervlekkenzwam nog niet eerder aangetroffen.
De meest spectaculaire vondst van 2018 was veel minder opvallend, maar ook hier betreft het een gaatjeszwam die op grote stukken dood loofhout groeit; beuk in dit geval. Aangezien de betreffende soort (wetenschappelijke naam Aporpium canescens) nog nooit eerder in Nederland gevonden is, heeft hij nog geen Nederlandse naam. Het is overigens een ook in de rest van Europa uitgesproken zeldzame soort, die in de paddenstoelensystematiek een wat merkwaardige plaats inneemt; hij ziet er uit als een gaatjeszwam, maar is meer verwant met de trilzwammen.
Zo was 2018 een jaar waarin vele soorten paddenstoelen gewoon niet verschenen en slechts een enkeling gedijde. Laten we hopen dat de zwamvlokken de drooglegging goed doorstaan hebben, en in een regenrijk 2019 gewoon de schade inhalen."
Tot zover de bijdrage van Nico Dam.
Afschot van de grote grazers
In een eerdere blog heb ik u al geïnformeerd over de effecten van de droogte op onze wilde zwijnenpopulatie. Heeft deze droogte ook gevolgen gehad voor de aantallen te schieten wilde zwijnen en hoe staat met het afschot van de andere grote grazers? Jakob Leidekker (Hoofd Bedrijfsvoering) leverde mij de gegevens aangaande het afschot en plaatste de kanttekeningen bij het resultaat tot nu toe.
Het afschot edelherten is nu voor 58% gerealiseerd (op de overige Veluwe 39%) en het lijkt erop dat het door ons bepaalde afschot gehaald gaat worden. Dat is een mooi resultaat, maar hier is wel een kanttekening bij te maken. Wanneer de stand hoog is, leert de ervaring dat het afschot relatief gemakkelijk gaat. De vraag kan gesteld worden of er over het algemeen meer dieren lopen dan wij denken, bijvoorbeeld door een onderschatting van de tellingen van dit jaar of een instroom van edelherten na de tellingen. We gaan volgend jaar bekijken hoe we uitkomen.
Het afschot van de moeflons is nu voor 28% gerealiseerd, wat in vergelijking met andere jaren een gemiddeld resultaat is. De verwachting is dat we op ongeveer 80% realisatie uit moeten kunnen komen.
Het afschot van de wilde zwijnen is nu voor 28% gerealiseerd (op de overige Veluwe 32%). Bij een ongewijzigde trend lijkt het dat slechts 40-50% van het bepaalde afschot wordt gerealiseerd, wat absoluut te weinig is. De kanttekening moet geplaatst worden bij het feit dat er door sterfte aan het begin van het jachtseizoen amper nog biggen aanwezig waren. Er zijn toen veel vrouwelijke overlopers en zeugen zonder biggen geschoten. In de berekening van het afschotplan is er wel rekening gehouden dat deze vrouwelijke dieren biggen krijgen: voor een volwassen zeug wordt 4,5 bij gerekend en voor een overloper zeug 0,5 big (beide gebaseerd op ervaringscijfers). Er zijn op dit moment 21 zeugen en 16 overloper zeugen geschoten, wat betekent dat er ongeveer 100 biggen niet geboren zijn of tijdens de droogte zijn doodgegaan. In het afschotplan zou dus eigenlijk een aantal van 243 in plaats van 343 moeten staan. Wanneer daarbij wordt aangetekend dat er nog steeds zeugen zonder biggen lopen én wanneer het afschot de rest van het seizoen normaal verloopt, komen we aan het einde van de afschotperiode uit op een verwachte realisatie van 70-80%. Dat is gemiddeld voor het Park.
De hierboven genoemde afschotpercentages zeggen natuurlijk iets, maar zijn geen doel op zich. De tellingen in 2019 en de aanvulling van de trend zijn het meest belangrijk. Niet het aantal wat geschoten wordt is van belang, maar het aantal wat blijft leven. Dit aantal moet immers gewogen worden ten opzichte van andere doelen.
Ik sluit mijn blog af met u nog eens te wijzen op Snapshot Hoge Veluwe. Dit mooie burgerwetenschapsproject is natuurlijk het gehele jaar de moeite waard om aan mee te werken, maar misschien zijn de lange winteravonden een extra stimulans. Wij verwachten overigens dat wij in december de grens van een miljoen bekeken foto’s gaan passeren.