Nieuws van boswachter Henk Ruseler: februari
Bij het schrijven van dit artikel zijn de laatste plekken met sneeuw aan het verdwijnen en hebben we toch maar mooi kunnen genieten van twee weken sneeuw op het Park. De angst van veel leken is dat zo’n winterse periode een grote bedreiging voor de dieren in het Park is, maar dit valt gelukkig mee. Dieren die van nature in Nederland overwinteren zijn hier goed op ingesteld. Nu de temperatuur stijgt en je wandelt na zo’n winterse periode door het Park dan komen de geuren en geluiden van het voorjaar je tegemoet.
Een snoepje voor edelherten
Nu de daglengte zichtbaar toeneemt is ook de kans om oog in oog te komen met het grote wild groter. Ten behoeve van de inventarisatie van de edelherten wordt momenteel op zeer beperkte schaal wat lokvoer bij de observatieplaatsen gestrooid. Wij doen dit om de dieren voor de aanstaande tellingen en tijdens de afwerpperiode wat meer aan één plek te binden. Een bijkomend voordeel is dat u als bezoeker in de namiddag bij het Zwarte Veld, aan de Wildbaanweg en bij het Bosje van Staf een grote kans heeft om de herten te zien.
Hoopjes helder geel zand
Wie in de komende periode een wandeling langs of door onze voormalige stuifzanden maakt, kan daar hoopjes helder geel zand van ongeveer 10 centimeter in doorsnede ontdekken, wat wijst op het graafwerk van de 10 tot 20 millimeter grote driehoornmestkever. Dit insect is in staat om gangen van 1,5 meter diep te graven. Omgerekend naar onze menselijke maatstaven zou dat neerkomen op schachten van ongeveer 135 meter diep! De beide geslachten zijn zwart, bijna rond en bol. Het mannetje heeft drie opvallende hoorns op zijn halsschild, vandaar de naam. Met sterke graafklauwen graven ze hun diepe schachten in uitsluitend zandgrond en een belangrijke voorwaarde is dat er in de buurt van de gang voldoende konijnen- of schapenkeutels liggen. Het mannetje voert de keutels aan en deponeert ze in de gang, waarop het wijfje zorgt dat ze worden verkruimeld en dat ze in de ondergrondse broedruimten komen. Aan het einde van zo’n zijgang wordt een eitje gelegd dat met 1-2 centimeter zand wordt afgedekt. De uitgekomen larven doen zich tegoed aan de ondergrondse mestvaalt, waarna zij zich na ongeveer een jaar verpoppen. De mijnengravende ouderdieren zijn dan al lang door uitputting bezweken. De driehoornmestkevers zijn, net als mijnwerkers, bestemd voor een leven onder de grond. Wie geluk heeft, komt ze in het veld tegen. Zo niet, ga dan eens ondergronds op de Hoge Veluwe. In het Museonder is een prachtig schaalmodel te zien.
Overwinterende vleermuizen op het Park
Alle vleermuizen zijn nu al weer enige tijd in winterslaap, dat gaan ze als de buitentemperatuur vaak onder de 10 graden Celsius komt. Meestal slapen ze in een spleet tussen de muren. De omstandigheden waarin ze slapen zijn voor hen heel belangrijk. Het mag niet te koud zijn maar ook niet te warm, zo tussen de 5 en 10 graden. Het belangrijkste is dat het vochtig is zodat de vleermuis niet uitdroogt. Het Park biedt een groot aantal geschikte overwinteringsplaatsen voor vleermuizen. Zo zijn er in de omgeving van de vliegbasis Deelen verschillende grote- en kleine bunkers te vinden, zijn oude voerkelders omgebouwd tot overwinteringsplekken, maar er zijn ook gebouwen zoals het Jachthuis Sint Hubertus waar vleermuizen overwinteren. Om te weten te komen hoeveel en welke soorten er op het Park overwinteren is er vorige maand door de Faunawerkgroep van de Vrienden van de Hoge Veluwe samen de Vleermuiswerkgroep Gelderland een telling gehouden. Over de diverse plekken werden in het totaal 138 exemplaren geteld, waaronder de watervleermuis, meervleermuis, baardvleermuis, gewone grootoorvleermuis en de gewone dwergvleermuis. Er werden twee gechipte vleermuizen ontdekt. Van één van deze vleermuizen is bekend dat hij in voorgaande jaren ook al in het Park overwinterde en dat hij is gechipt in de Wieringermeer.